MRS Seeds & Mixtures Grasklokje - Campanula rotundifolia

Grasklokje - Campanula rotundifolia

Het grasklokje is een sierlijke, inheemse wilde bloem met slanke stengels en fijn gevormde, blauwpaarse klokbloemen. Ze groeit van nature in schrale graslanden, lichte bosranden en op zandige hellingen. Deze meerjarige soort is aantrekkelijk voor wilde bijen en solitaire hommels, die dankzij de open klokbloemen makkelijk bij de nectar kunnen. Door haar bescheiden hoogte en luchtige groei past het grasklokje goed in bloemrijke randen en tuinen met open plekken en voldoende licht.

Voor welke doeleinden kan ik het grasklokje gebruiken?

Grasklokje voelt zich thuis op zonnige tot licht beschaduwde plekken met voedselarme, goed doorlatende grond. Ideaal voor bloemenweides, graslandherstel, bijenlinten en natuurlijke borders. Ook in een rotstuin of op lichte zandgrond komt deze soort goed tot haar recht. Dankzij de luchtige groei combineert ze moeiteloos met andere inheemse soorten zonder te overheersen.

Wat zijn de kenmerken van het grasklokje?

• Inheemse plant, komt van nature voor in Nederland
• Groeihoogte: 15-40 cm
• Blauw-paarse klokbloemen aan fijne, slanke stengels
• Trekt wilde bijen en solitaire hommels aan
• Bloeit van juni tot september, met een piek in de vroege zomer
• Meerjarig, met goede zelfuitzaai op schrale bodem
• Geschikt voor droge, voedselarme grond op zonnige tot licht beschaduwde plekken
• Combineert goed met andere inheemse soorten

Hoe zaai ik het grasklokje?

Zaai circa 1 gram per m² (± 10.000 zeer fijne zaden). Meng eventueel met wat droog zand voor een gelijkmatige verdeling. Kies een open, zonnige of licht beschaduwde plek en zaai direct op de gewenste standplaats. Druk licht aan, maar bedek de zaden niet: het zijn echte lichtkiemers.

De beste zaaitijd is het najaar (augustus–oktober), zodat de zaden kunnen profiteren van een koudeperiode. Voorjaarszaai (maart–mei) is mogelijk, maar leidt vaak tot een trage of onregelmatige kieming.

Hoe onderhoud ik het grasklokje?

Het grasklokje stelt weinig eisen aan de bodem, zolang die niet te voedselrijk is. Bemesting is niet nodig: arme grond helpt om de vegetatie open te houden en concurrentie te beperken.

Maai de plant één keer per jaar, met de eerste maaibeurt eind augustus of zodra de meeste bloemen zijn uitgebloeid en het zaad is gevormd. Een tweede maaibeurt in oktober is optioneel, afhankelijk van hoe snel de vegetatie zich ontwikkelt. Verwijder altijd het maaisel om verschraling te bevorderen en jonge planten voldoende licht te geven.